Inleiding
Aanleiding
Enkele jaren geleden is vastgesteld dat de adderpopulatie in het Meinweggebied sterk terugloopt. De oorzaken van deze ontwikkeling zijn niet eenduidig, maar het is vrijwel zeker dat zowel de toenemende recreatie, de verdroging van het gebied alsook de in het recente verleden uitgevoerde beheersmaatregelen een negatief effect op de adderstand hebben gehad.
De adder is hét symbool van het Nationaal Park De Meinweg. De soort staat voor het ecosysteem van de natte en droge heide, een ecosysteem dat bepaald zeldzaam is in geheel West-Europa. De Nederlandse overheid heeft zich middels de Europese Habitatrichtlijn verplicht deze biotopen te beschermen. Het dier zelf is sinds 1973 opgenomen in de Natuurbeschermingswet en wordt genoemd in de Conventie van Bern en geniet als zodanig nationaal en internationaal bescherming.
Doelstelling
Doelstelling
Sinds 1976 wordt door drs. Ton Lenders in het Meinweggebied populatieonderzoek verricht. Vanaf 1994 heeft Pedro Janssen zich bij dit project aangesloten..
Het doel van het project beoogt een voorlopige afsluiting van deze studie, met daaruit voortvloeiend conclusies die inzicht moeten geven in maatregelen die garant staan voor het behoud van de soort in het Meinweggebied. Hierbij is als uitgangspunt gekozen dat de resultaten betekenis moeten hebben voor de beheerder om het beheer optimaal op de adder te kunnen afstemmen.
Het doel van het project is inzicht te verkrijgen in de verspreiding en de populatieopbouw van adders, zowel in tijd als in ruimte. Bij het populatieonderzoek zal o.a. aandacht worden besteed aan het lokaliseren van hibernacula (overwinteringplaatsen), het beschrijven van zon- en paringsplaatsen en het verwerven van inzicht in de zomeractiviteit van de dieren.
Met behulp van vegetatieopnamen en de registratie van een aantal abiotische factoren wordt getracht een beeld te krijgen van een ideaal adderbiotoop waarop het beheer van het gebied zal worden afgestemd.
Methoden en technieken
Methode
Als basis voor het onderzoek wordt gebruik gemaakt van een door de projectleider ontwikkelde merkmethode. De bovenzijde van de kop van de dieren wordt gefotografeerd waardoor individuele herkenning mogelijk wordt.
Door middel van lengtemetingen zal een indruk worden verkregen van de omvang van de verschillende jaarklassen. Gewichtsbepalingen geven een indruk van de vitaliteit van dieren gedurende het seizoen. Bij de vitaliteitbeoordeling zal ook worden gelet op de aanwezigheid van zowel endo- als ectoparasieten. Door afwijkingen in het buikschildenpatroon vast te leggen kan een verband worden gelegd met inteeltverschijnselen.
Technieken
Met behulp van een GPS (global positioning system) worden de vindplaatsen zeer nauwkeurig aangeduid en kunnen migraties van dieren worden vastgesteld.
De al sinds 1976 uitgevoerde inventarisaties bestaan uit het systematisch aflopen van alle in aanmerking komende biotopen in het gebied. Er wordt hierbij nadruk gelegd op voorjaar- en najaarsinventarisaties omdat deze de meeste gegevens opleveren. In de zomer wordt vooral tijdens de ochtend en de avond geïnventariseerd. Bij deze inventarisaties die zeker tot en met het einde van het onderzoek zullen worden gecontinueerd, worden zoveel mogelijk vrijwilligers van de Herpetologische Studiegroep van het Natuurhistorisch Genootschap en RAVON betrokken.